De Present Continuous: Alles Wat Je Moet Weten

Ben je bezig met Engels leren en worstel je met de Present Continuous (ook wel Present Progressive genoemd)? Geen zorgen, je bent niet de enige! Deze tijd, die we gebruiken om over acties te praten die nu aan de gang zijn, kan in eerste instantie wat verwarrend zijn. Dit artikel is jouw complete gids. We leggen uit hoe je de Present Continuous vormt, wanneer je hem gebruikt, en geven je veel voorbeelden en tips om hem meester te worden. Of je nu studeert voor een toets, je Engelse vaardigheden wilt verbeteren, of gewoon meer wilt weten, hier vind je alle informatie die je nodig hebt.

Inhoudsopgave

• Wat is de Present Continuous?
• Vorming van de Present Continuous
  • Bevestigende zinnen
  • Ontkennende zinnen
  • Vraagzinnen
  • Spellingregels
• Wanneer Gebruik Je de Present Continuous?
  • Acties die nu aan de gang zijn
  • Tijdelijke situaties
  • Geplande acties in de toekomst
  • Irritatie of ergernis
• Signaalwoorden voor de Present Continuous
• Werkwoorden die meestal niet in de Continuous voorkomen
• Oefeningen
• Conclusie

 Wat is de Present Continuous?

De Present Continuous beschrijft acties die op dit moment, of in een bepaalde periode rondom dit moment, plaatsvinden. Het geeft aan dat iets bezig is, in ontwikkeling is, of tijdelijk van aard is. Denk aan:

• “I am writing this article.” (Ik ben dit artikel aan het schrijven.)
• “They are playing football right now.” (Ze zijn nu aan het voetballen.)
• “She is studying at the university this year.” (Ze studeert dit jaar aan de universiteit.)

 Vorming van de Present Continuous

De Present Continuous wordt gevormd met de hulpwerkwoorden “to be” (am, is, are) + de -ing vorm van het hoofdwerkwoord.

 Bevestigende zinnen

Structuur: Subject + am/is/are + werkwoord + -ing

• I am eating.
• He/She/It is working.
• We/You/They are studying.

 Ontkennende zinnen

Structuur: Subject + am/is/are + not + werkwoord + -ing

• I am not eating.
• He/She/It is not (isn’t) working.
• We/You/They are not (aren’t) studying.

 Vraagzinnen

Structuur: Am/Is/Are + subject + werkwoord + -ing?

• Am I eating?
• Is he/she/it working?
• Are we/you/they studying?

 Spellingregels

Er zijn een paar spellingregels waar je op moet letten bij het toevoegen van “-ing”:

• Werkwoorden die eindigen op een stomme ‘e’: Laat de ‘e’ weg en voeg ‘-ing’ toe.
  • write -> writing
  • make -> making
  • have -> having (uitzondering bij ‘behaving’)
• Werkwoorden die eindigen op één klinker + één medeklinker in een beklemtoonde lettergreep: Verdubbel de laatste medeklinker en voeg ‘-ing’ toe.
  • run -> running
  • stop -> stopping
  • swim -> swimming
• Werkwoorden die eindigen op ‘ie’: Verander ‘ie’ in ‘y’ en voeg ‘-ing’ toe.
  • lie -> lying
  • die -> dying
  • tie -> tying

 Wanneer Gebruik Je de Present Continuous?

De Present Continuous wordt gebruikt in verschillende situaties:

 Acties die nu aan de gang zijn

Voor acties die op dit moment gebeuren, terwijl je erover praat:

• “The baby is sleeping.” (De baby slaapt.)
• “I am listening to music.” (Ik luister naar muziek.)

 Tijdelijke situaties

Voor situaties die tijdelijk zijn en niet permanent:

• “I am living in Amsterdam for a few months.” (Ik woon een paar maanden in Amsterdam.)
• “She is working at that company temporarily.” (Ze werkt tijdelijk bij dat bedrijf.)

 Geplande acties in de toekomst

Soms gebruik je de Present Continuous om over plannen in de nabije toekomst te praten, vooral als er al voorbereidingen zijn getroffen:

• “We are going to the cinema tonight.” (We gaan vanavond naar de bioscoop.)
• “He is meeting his boss tomorrow morning.” (Hij ontmoet morgenochtend zijn baas.)

 Irritatie of ergernis

Je kunt de Present Continuous gebruiken om irritatie over een herhaalde actie uit te drukken (vaak met het woord ‘always’):

• “He is always complaining.” (Hij klaagt altijd.)
• “She is constantly interrupting me.” (Ze onderbreekt me constant.)

 Signaalwoorden voor de Present Continuous

Sommige woorden geven vaak aan dat de Present Continuous gebruikt moet worden:

• Now (nu)
• Right now (op dit moment)
• At the moment (momenteel)
• Today (vandaag)
• This week/month/year (deze week/maand/jaar)
• Listen! (Luister!)
• Look! (Kijk!)

 Werkwoorden die meestal niet in de Continuous voorkomen

Er zijn bepaalde werkwoorden, vaak ‘Stative Verbs’ genoemd, die je meestal niet in de Continuous vorm gebruikt. Deze werkwoorden beschrijven toestanden, meningen, bezittingen of zintuiglijke waarnemingen, en geen acties:

• Werkwoorden van mening en geloof: believe, think, know, understand, recognise, remember, forget
• Werkwoorden van emoties: love, hate, like, dislike, want, need
• Werkwoorden van zintuiglijke waarneming: see, hear, smell, taste, feel
• Werkwoorden die bezit uitdrukken: have, own, possess, belong
• Andere werkwoorden van toestand: be, seem, cost, weigh, measure

Bijvoorbeeld: Je zegt “I understand”, niet “I am understanding” (hoewel er uitzonderingen kunnen zijn afhankelijk van de context – bijvoorbeeld “I am seeing my doctor tomorrow” is goed, omdat het een geplande afspraak is).

 Oefeningen

Vul de juiste vorm van de Present Continuous in:

1. They ________ (watch) TV now.
2. I ________ (not/work) today.
3. She ________ (study) for her exam at the moment.
4. ________ you ________ (listen) to me?
5. He ________ (always/complain) about something!

Antwoorden:

1. are watching
2. am not working
3. is studying
4. Are, listening
5. is always complaining

 Conclusie

De Present Continuous is een belangrijke tijd in het Engels. Door de regels te begrijpen en te oefenen, kun je deze tijd correct leren gebruiken en je Engelse vaardigheden verbeteren. Let op de spellingregels, de signaalwoorden en de werkwoorden die je niet in de Continuous gebruikt. Succes met leren!

Bekijk de uitlegvideo

Bekijk de andere onderwerpen uit hoofdstuk Basiskennis EN

• Present simple
• Present perfect
• Past continuous
• Future
• Past simple
• Past perfect
• Oefenen met alle tijden (1) present simple/present continuous
• Oefenen met alle tijden (2) past simple/present perfect
• Oefenen met alle tijden (4) past simple/past perfect
• Oefenen met alle tijden (3) past simple/past continuous